Na de Tweede Wereldoorlog kwam internationale ontwikkelingshulp op gang door de Verenigde Naties. Nederland was in de eerste jaren na de oorlog zelf nog te druk met wederopbouw en herstel. Maar vanaf 1949 begon de Nederlandse overheid een rol te spelen in dit programma en in 1952 volgde de Heidemij ook. Er werd in dit jaar een statutenwijziging goedgekeurd die het mogelijk maakte werkzaamheden in het buitenland te gaan verrichten. Hierbij werd met name gedacht aan de ontwikkelingslanden. ‘Het lag geheel in de lijn van de doelstellingen der maatschappij om aan dit werk in de ontwikkelingslanden te gaan deelnemen toen het Westen zich bewust werd van het feit, dat het hier een verantwoordelijkheid heeft’, aldus J.A. Eshuis, schrijver van ‘Vijfenzeventigjaar Nederlandsche Heidemaatschappij’ (in Driekwart eeuw plattelandsgroei, 1963). Het idee was dat de bestaande armoede opgeheven kon worden door de overdracht van kapitaal en moderne technieken. Zie ook: Heidemij actief in ontwikkelingslanden.
In samenwerking met de Verenigde Naties stedenorganisatie UN-Habitat richtte Arcadis het Shelterprogramma op. Arcadis geeft geen geld, maar zet experts in om problemen op te lossen voor onderwerpen die UN-Habitat kiest. Zo helpt Arcadis mee om de condities te verbeteren van de kwetsbare regio’s in de wereld.