De afdeling ‘Heidemij Landmeten’ werd in de jaren vijftig opgericht voor de planvorming en realisatie van landinrichtingsprojecten. Geleidelijk werden steeds meer opdrachten voor gemeentes, nutsbedrijven, Rijkwaterstaat en Kadaster uitgevoerd.
De data-inwinning met landmeetinstrumenten evolueerde in de jaren tachtig geleidelijk naar een meer digitaal proces. Aanvankelijk verzonden landmeters de data via ponsbanden naar kantoor, later gebruikten ze cassettebandjes en floppy disks.Uiteindelijk werden de gegevens via datalijnen verzonden. De naam van de afdeling veranderde eerste van ‘Landmeten’ in ‘Geodesie’ en in de jaren negentig in ‘Geo-informatie’. De privatisering van taken van het Kadaster en de noodwet dijken in het midden van jaren negentig waren een flinke impuls voor de verdere digitalisering van de activiteiten.
In die periode deed de GPS-technologie zijn intrede en de Heidemij was een echte pionier op dit gebied. Als eerste in Europa ging de Heidemij real-time meten met behulp van satellieten. Later werden deze systemen gekoppeld aan pencomputers, waardoor digitale bestanden direct in het veld geproduceerd konden worden. Rond 2000 speelde de Heidemij onder de nieuwe naam Arcadis een prominente rol bij grote infrastructuurprojecten in Nederland, zoals de aanleg van de HSL en de Betuwelijn. Voor het grootste deel van deze trajecten verzorgde Arcadis de digitale begeleiding, ondersteund door GPS-netwerken die in samenwerking met ProRail werden opgezet.
In de daaropvolgende jaren werd het onderscheidend vermogen van deze technieken steeds kleiner omdat ze gemeengoed werden. Bovendien pasten uitvoerende activiteiten als data-inwinning steeds minder bij het profiel van Arcadis. Daarom werd de landmeetkundige data-inwinning stapsgewijs afgebouwd. In 2017 vertrokken de laatste landmeters bij Arcadis.