De mechanisatie van het werk stagneerde in de crisisjaren, toen het handwerk juist weer werd ingezet om de economie draaiende te houden. Na de Tweede Wereldoorlog, en met name na de ramp in Zeeland in 1953, ging de cultuurtechniek in hoog tempo over op mechanisatie. De traditionele ploeg werd verwisseld door de trekker, terwijl het handmatig graven plaatsmaakte voor baggerwerk met de dragline. Bovendien kon de bulldozer alle zware werkzaamheden doen die voorheen met kruiwagens werden uitgevoerd.
In 1954 begon de grootschalige ruilverkaveling in Vriezenveen in de provincie Overijssel. Op 14 juni 1955 gaf de minister van Landbouw en Visserij officieel het startsein voor de werkzaamheden. De Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij was verantwoordelijk voor de uitvoering van deze ruilverkaveling. Dankzij de draglines en bulldozers konden de grote diepploegen het werk goed doen, waarbij de versnipperde en inefficiënte landbouwpercelen plaatsmaakten voor blokken en vierkante percelen. Deze nieuwe percelen waren goed bereikbaar via moderne wegen met een totale lengte van ruim tachtig kilometer. Nieuwe of verbeterde sloten in het gebied zorgden voor een goede afwatering. De totale verkavelde oppervlakte bedroeg zo’n 4.400 hectare. Voor meer informatie: Ruilverkaveling Vriezenveen.